‘Ik stuur je een plaatje,’ zegt Cyrilla. ‘Toen mijn moeder bij mij in de achtertuin woonde, heb ik een kunstenaar op haar aanwijzingen het huis laten tekenen waarin ze is opgegroeid. Ik wilde die eerste elf gelukkige jaren van haar leven weer in haar gedachten brengen, haar fijne kindertijd.’ Een paar tellen later ontvang ik een tekening in mijn mail: een groot vrijstaand huis van gele steen met een rood pannendak en een trapje naar de voordeur, mooi gelegen in het groen, met een schommel en een picknicktafel in de voortuin. ‘Mooi huis!’ ‘”Het leek wel gebouwd voor olifanten,” zei mijn moeder, zó hoog waren de plafonds. Het had vier tuinen, een theehuisje, er was een lindelaan naar de achterpoort en er stonden nog twee koetshuizen die werden gebruikt voor de opslag van hout en kolen. Het had ooit een torentje gehad, maar dat was gesneuveld tijdens een brand. Toen Jakob ziek werd, konden ze het onderhoud van het huis niet meer betalen en lieten ze een kleiner huis bouwen op hun eigen grond. Nadat Regine was vermoord en Jakob opgepakt, werd het in beslag genomen. Ik zou dat huis zo graag willen terugvinden. Misschien bestaat het al lang niet meer maar zijn er wel nog foto’s, ergens.’ ‘Wat weet je over de locatie?’ ‘Het oosten van Duitsland.’ ‘Ja, en dan graag iets preciezer!’ ‘In een dorp of een klein stadje, dacht ik altijd. Het lag tussen twee spoorlijnen, mijn moeder rende over de rails naar school. Er was een treinstation in de buurt. Ze keken uit op een heuvel met geel zand en vroeger was er een moeras in de buurt.’ Pff, hoe moeten we dat ooit gaan terugvinden? Onbegonnen werk. ‘Wordt lastig hè, Marcel?’ ‘Nee hoor, dat gaat lukken!
Zelf maakte Irene voor Cyrilla een schets van het erf van het huis waarin ze opgroeide.