Aan het woord is Elisabeth Osminsky, een gepensioneerde lerares en lange tijd één van de drijvende krachten achter de heemkundevereniging van Kalbe(Milde).
‘De nazi’s waren doodsbenauwd voor rasvermenging, het Germaanse ras moest zuiver blijven. De Ostarbeiter moesten worden ondergebracht in omheinde en bewaakte kampen. Als ze toch op een boerderij woonden, omdat het niet anders kon, moesten ze altijd in een goed afgesloten ruimte verblijven, in een schuur en zeker niet in huis, en er moest altijd tenminste één Duitse man aanwezig zijn. Officieel moesten ze ook altijd onder bewaking naar hun werk worden gebracht, maar wie moest al die mensen hier bewaken? Die paar oude mannen van de Landsturm die we hier nog hadden? Ze gingen hier gewoon op eigen gelegenheid te voet naar het werk.’ ‘En waar was dat werkkamp waar ze verbleven?’ vraagt Cyrilla. ‘In de voormalige Gasthof zur Eisenbahn, op de hoek van de Alte Bahnhofstraße en de Ernst-Thälmann-Straße. Het moet daar tjokvol hebben gezeten.’ ‘Zaten daar ook vrouwen?’ ‘In ieder geval één: Natali Dremljuk. Dat is een hele droevige geschiedenis. Zij was een Oekraïens meisje van net achttien jaar dat in augustus 1944 onder de trein kwam en stierf. Maar dat was geen ongeluk. Ze werkte bij een boer die zich aan haar heeft vergrepen en toen heeft ze zichzelf van het leven beroofd. Ze ligt begraven hier op het kerkhof.’
‘Denkt u dat mijn moeder ook in dat werkkamp heeft gezeten, in Gasthof zur Eisenbahn?’ Mevrouw Osminsky vermoedt van wel: ‘Bij de Müllers zal ze niet hebben gewoond, die hadden maar een kleine boerderij en daar zullen ze geen plek hebben gehad voor haar.’